Wat is de waarde van werk, voor zowel werkgevers als werknemers? Hoe is werken veranderd tijdens corona en wat moeten werkgevers anno 2021 doen om hun personeel gelukkig te houden? Filosoof en schrijver Bas Haring deelt vijf inzichten over werk en geluk.
1. We moeten werk anders inrichten
‘In deze post-corona tijd lopen werk en privé meer door elkaar. Sommigen wijzen op het gevaar daarvan, maar ik vind het volkomen gezond. Als je niet uitkomt met werk, kun je het ’s avonds of een andere keer inhalen. Op kantoor werken is pas begonnen tijdens de Industriële Revolutie. Daarvóór deden mensen het meeste werk vanuit huis, zoals brood bakken of een trui breien. Ook de afwisseling tussen thuis- en kantoorwerk zie ik als een heel goede ontwikkeling. Door al het thuiswerken en hybride werken, is het volledig geaccepteerd om tussendoor eens een rondje te gaan hardlopen. Een aantal jaar geleden werd het als asociaal gezien als mensen even wat anders gingen doen. Ik doe bijvoorbeeld tijdens mijn werk heel veel van die simpele kaartspelletjes. Gewoon om even uit te checken, zodat ik daarna weer verder kan.’
2. Werk met maatschappelijke relevantie wint aan terrein
‘Ik zie jonge mensen om me heen die duidelijk met een bepaald thema aan de slag willen. Denk aan duurzaamheid, de energietransitie of het produceren van een ander type voedsel. Maatschappelijke relevantie draagt bij aan het geluksgevoel. De jongere generatie stemt daar meer en meer het werk op af. Werkgevers moeten zich daar meer bewust van zijn.’
3. Een grillig verloop hoort bij het leven, dus ook bij werk
We moeten af van het idee dat we in het leven altijd alleen maar succes hebben, als een steile lijn omhoog. Dat is niet realistisch. We zijn gemiddeld tachtig jaar op dit stukje aarde, en we rommelen natuurlijk maar wat aan. Gun jezelf die grilligheid in het leven. Hetzelfde geldt voor werk. Dat is van toepassing op zowel werknemers als werkgevers. Over grilligheid en geluk gesproken: de acceptatie dat niet altijd alles van een leien dakje gaat, zorgt ook voor minder competitiedrang. Die drang komt het meeste tot uiting in werk. Een recept voor ongeluk. Iemand die denkt dat alles beter moet, te grote verwachtingen heeft van het leven, vráágt om ellende. We moeten niet denken in termen als ‘ik heb gefaald’. Daar ontstaan burn-outs door. Nee, je moet er iets leuks van maken.’
4: Werkgevers moeten bijdragen aan werkgeluk
‘Ik sprak ooit een kerel van een ontzettend plat en slecht IT-bedrijf. Die van die vreselijke reclames. Maar over werkgeluk hadden ze een heel moderne opvatting. Die directeur had namelijk maar één taak: zorgen dat zijn medewerkers gelukkig zijn. Meer deed hij niet. Hij was er altijd en mensen voelden zich gezien. Wat kan je als werkgever nog meer doen om bij te dragen aan werkgeluk? Zorgen dat de scheidslijn tussen werk en privé niet al te hard wordt, zoals je dus ook tijdens de coronacrisis zag. Als mensen zich even niet lekker voelen, dan mogen die emoties er ook op het werk zijn. Het mooiste beeld dat ik ken is van die Nieuw-Zeelandse premier Ardern, die een paar jaar geleden de Kamer toesprak terwijl ze haar kind borstvoeding gaf. Dat vond ik zo’n krachtig signaal. Mensen geven nou eenmaal borstvoeding, dus ook op het werk.’
5: Er moet al vroeg aandacht komen voor een carrière na werk
‘Het leven na werk zou geen zwart gat mogen zijn. Daar is veel te weinig aandacht voor, vind ik. Gek toch, er zijn opleidingen, waarbij je wordt voorbereid op werk. Maar je leert niet hoe je níet moet werken. Het is vaak helemaal geen thema, omdat – nogmaals – we allemaal ten onrechte op zoek zijn naar: het moet altijd beter. Dat is niet zo. Als je 60 bent, neem je toch minder snelle beslissingen, je kennis is misschien wat achterhaald, je doet er iets minder toe. Hoort erbij. Dat is geen sneu beeld. Je moet er alleen op anticiperen. Ik vind dat werkgevers en ook opleidingen daar al eerder aandacht voor moeten hebben.'
Raadpleeg voor de laatste informatie rondom wet- en regelgeving altijd www.uwv.nl