‘Laat je horen, laat je zien. Dat is mijn boodschap’

‘We moeten veel meer zichtbaar maken wat we kunnen,’ zegt April Ranshuijsen (43). Zij is kandidaat voor GroenLinks bij de Tweede Kamerverkiezingen en fractievoorzitter in de Nijmeegse gemeenteraad. Sinds haar 17e zit ze in een rolstoel. Naast haar politieke loopbaan werkt ze bij Ieder(in) en is ze gedetacheerd als beleidsadviseur bij het ministerie van VWS.

 

Je hebt in je tienerjaren op een internaat gezeten voor jongeren met een beperking.

‘Ja, dat was op Werkenrode in Groesbeek, daar heb ik 3,5 jaar gewoond. Het is een heel groot terrein met een hek eromheen. Daar wonen allemaal jongeren met een beperking, verstandelijk of fysiek. Toen was de leeftijdsgroep tussen 12 en 24 jaar oud. Je woont daar in woongroepen en er was een speciaal onderwijsschool en praktijkonderwijs op het terrein. Ikzelf ging naar een middelbare school in Nijmegen.’

 

 

Hoe kijk je terug op dat internaat?

‘Met gemengde gevoelens. Er werd erg uitgegaan van je beperking. Met die beperking ben je kwetsbaar en moeten we dus voor je zorgen, was het idee. Pas op, neem niet te veel hooi op je vork. Je moet blij zijn als je straks dagbesteding hebt. Ik vond die gedachte beklemmend. Ter nuancering: er waren begeleiders die wel naar de mens keken, maar vaak dachten ze vanuit het systeem waardoor je in een hokje werd gestopt. Daardoor had ik destijds voortdurend ruzies met de groepsbegeleiders. Ik voelde me in die periode vaak ongelukkig. Ik begrijp dat ze tegenwoordig beter bezig zijn.’

 

Is daar je betrokkenheid ontstaan om op te komen voor mensen met een beperking?

‘Nee, dat begint al veel eerder. Vanaf mijn 10e zat ik op speciaal onderwijs en op mijn 17e ging ik naar het internaat. Al in de brugklas wilde ik liever naar een reguliere school. Maar een hele batterij aan deskundigen twijfelden erover. Eigenlijk heb ik continu onder mijn niveau gezeten en ben ik opgegroeid in gescheiden werelden. En zo integreer je dus nooit. Ik niet en alle anderen ook niet. Dat voelde ik toen al. Het begint bij onderwijs, kinderen moet samen naar school kunnen. Daar leg je de basis om met elkaar te leren omgaan en vriendschappen te sluiten. Kinderen maken geen onderscheid en dan is het later in de volwassenenwereld ook een stuk makkelijker om met elkaar om te gaan.’

 

En de politiek, wanneer kwam dat?

‘Het was een proces dat langzaam groeide. Toen ik een jaar of 17 was schreef ik al brieven aan politici over zaken waar ik het niet mee eens was en zat ik rond de tafel met Erica Terpstra. Dat deed ik simpelweg omdat ik wat vond. Ik werd steeds vaker gevraagd als gastspreker omdat mensen mij ergens anders hadden gehoord. Van alle kanten kreeg ik steeds vaker signalen dat ik dat goed kan. Lobbyen, luisteren, overtuigen. Ook Kamerleden gaven aan dat de politiek wel wat voor me was. En dat is natuurlijk een ander geluid dan ik vroeger te horen kreeg. Dit waren mensen die echt wat in me zagen, dat werkt motiverend.’

 

Wat doe je allemaal naast je politieke loopbaan?

‘Ik ben gedetacheerd vanuit mijn baan bij Ieder(in) als ervaringsdeskundige voor het programma Onbeperkt meedoen bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Mijn meerwaarde is dat ik de hele tijd vragen stel: hebben ze wel contact met de doelgroep? Doen ze de goede dingen? Het is vaak geen onwil, maar ze denken er simpelweg niet aan. Ik kan uit mijn eigen ervaringen putten en vanuit mijn netwerk. De collega’s bij VWS zijn niet gewend om op die manier te denken, dus daar kan ik veel in betekenen.’

 

Wat moeten mensen met een beperking doen als het gaat om inclusie?

‘Wij kunnen niet zoals de boeren met een tractor op het Malieveld gaan staan en daarmee veel indruk maken. We moeten veel meer zichtbaar maken wat we kunnen, we zijn veelal te onzichtbaar. Ik doe dat in de politiek, een ander doet dat door een documentaire te maken, weer een ander schrijft een blog. Laat dus van je horen, vertel je verhaal aan iedereen en niet alleen aan andere mensen in de doelgroep. Dan gaat het niet alleen om succesverhalen, maar ook de dingen niet lukken.’

 

Wat nog meer?

‘Het is belangrijk voor jezelf om te kijken waar je gelukkig van wordt, en wat jij daarvoor nodig hebt. En daarover moet je het gesprek aangaan met vrienden of bijvoorbeeld je contactpersoon bij UWV. Je kan het dus niet alleen, dat is mijn boodschap. Ik heb het lang allemaal alleen moeten doen, maar toen ik een arbeidsdeskundige had die in mij geloofde en met mij eerlijk en open het gesprek aanging, heeft me dat geholpen. Door die houding voelde ik mijzelf als persoon ook gezien – en ben ik later ook steeds meer personen tegengekomen die met mij meedachten.’

 

Wat moet je dan bijvoorbeeld bespreekbaar maken?

‘Denk aan jobcarving. Dat je dus een takenpakket - en werkomgeving - creëert dat bij jou past. Je gaat dus niet meer iemand halen die past bij het plaatje. Nee, je past het plaatje aan de persoon aan. Dat moet je als arbeidsbeperkte duidelijk aangeven, dan vergroot je de kans dat er wat wordt aangepast. En eigenlijk is dat een goed idee voor iedereen op de arbeidsmarkt. Dan benut je het potentieel van iedereen.’

 

En wat moeten werkgevers doen?

‘Het zou mooi zijn als toegankelijkheid de norm wordt in Nederland. Dat alle gebouwen worden aangepast, dat je niet overal voor hoeft te vechten. Die bewijslast ligt nu bij de mensen met een beperking, maar dat is niet het Nederland waar ik in wil leven.’

 

Let op: de informatie op deze pagina kan verouderd zijn.
Raadpleeg voor de laatste informatie rondom wet- en regelgeving altijd www.uwv.nl